Edward Krabbendam
Etty Hillesum (1914-1943) werd geboren in een intellectueel joods gezin dat het geloof niet praktiseerde. Ze studeerde rechten en Slavische talen en richtte zich vervolgens op psychologie. Op zondag 9 maart 1941 begon ze vol schroom aan een dagboek, bang het ‘geremde gemoed prijs (te) geven aan een onnozel stuk lijntjespapier.’
Zo ging ze op zoek naar zichzelf en kwam, zonder geloof in georganiseerde religies, op eigen kracht bij God uit, die voor haar een zodanig levende realiteit werd, dat ze dagelijks met Hem sprak. Ze noemde God het ‘allerdiepste en allerrijkste in mij waarin ik rust,’ waardoor de dreigende ondergang van haar volk, waar de Duitse bezetter op uit was, geen vat op haar kreeg.
Hoewel ze de mogelijkheid had om onder te duiken, deed ze dat niet. Begin augustus 1942 vertrok zij naar het kamp Westerbork. Zij was toen lid van de Joodse Raad en probeerde te redden wat er te redden was, hoewel ze wist dat een ‘Massenschicksal’ onafwendbaar was. Ondertussen schreef ze brieven naar vrienden in Amsterdam, met wie ze had samengewoond. Alles is van hoog literair gehalte. Een zeer lange brief van 24 augustus 1943, gericht aan haar vriend Han Wegerif, steekt er gelet op het ijzingwekkende karakter bovenuit. Het gaat om de voorbereidingen en het vertrek van de wekelijkse trein naar het oosten, met meer dan 1000 joden in de goederenwagons.
Twee weken later, op 7 september, moest zij met haar familie op transport. Het Rode Kruis meldde op 30 november 1943 dat Hillesum in Auschwitz de dood had gevonden.
Een bloemlezing van haar dagboeken en brieven kwam in 1981 uit onder de titel ‘Het verstoorde leven’. Het werd een groot succes, ook in het buitenland. In 1986 volgde ‘Etty – De nagelaten geschriften’, een zeer dikke wetenschappelijk verantwoorde uitgave met de volledige teksten.
Over het autobiografische werk van Hillesum schreef Abel Herzberg: ‘Ik geloof dat je zonder overdrijving mag stellen, dat hier iets tot ons gekomen is dat behoort tot het beste wat er in Nederland en misschien zelfs daarbuiten geschreven is.’ De in 2013 overleden NRC-commentator J.L. Heldring noemde Etty Hillesum naar aanleding van dat boek, ‘De heilige van het Museumplein.’
Hillesum wordt gerekend tot de mystici.
In augustus 2008 verscheen ‘Bomans als mystieke soloreligieus’ op de site van het Godfried Bomans Genootschap, waarin het mystieke aspect van Godfried Bomans werd belicht. Net als Hillesum, was hij een zoeker naar God. In het genoemde artikel ontbrak het volgende citaat (Werken VI, p. 354):
‘Maar heiligheid is dus een ideaal dat voortdurend wisselt, wij kunnen met die oude heiligen niet meer uit de voeten, er wordt ook geen enkele biografie meer over geschreven, dat bestaat niet meer. Er wordt überhaupt geen heiligenleven beschreven. Dat komt omdat het hele idee van de ascese in de malaise is geraakt. De aandelen van het lichaam zijn sterk gestegen. Vroeger was dat een jutezak
om die zijden ziel, je zat ermee, het was behelpen geblazen. Zelfs Franciscus spreekt nog van Broeder Ezel. Daar moest de zweep over. En hoe! Ik las dat altijd ademloos, die staaltjes van onthechting, bij de ene heilige nog rigoureuzer dan bij de andere.
De ene sliep op een ijzeren richel, de andere gooide zich regelmatig in de brandnetels, een derde droeg een gordel met ijzeren punten op zijn blote bast, het was allemaal zo spectaculair. De zaak is: ascese laat zich zo boeiend beschrijven. Het eigenlijke: de verhouding met God, is bijna onformuleerbaar. En nu de ascese, althans in de sensationele vorm, is weggevallen, blijft alleen dat laatste over. Hoe moet je dat uit de doeken doen? Dat kunnen alleen heiligen zelf. Het toekomstige heiligenleven zal autobiografisch zijn en dat is ook het beste genre.’
Bomans schreef deze profetisch aandoende woorden in 1969 en overleed twee jaar later. Hij kon toen niet weten dat Etty Hillesum haar dagboeken al lang had geschreven. •
Verantwoording illustraties:
Portret van Godfried Bomans door Aleid Slingerland uit 1971, detail, gespiegeld.
Foto van Etty Hillesum uit 1939, uit ‘Het verstoorde leven’, gespiegeld.