Toneelplezier in ‘s-Heer Hendrikskinderen

Een eenvoudig dorp onder Gods betoverend mooie Zeeuwse zwerk. ‘s-Heer Hendrikskinderen is een korrel in de Bevelandse klei. Zelden haalt het plaatsje de krant. Tot deze maand, toen het tegelijk twee grote namen aan zich wist te binden: Jacoba van Beieren en Godfried Bomans.
De gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen zou ooit hebben vertoefd op dorpskasteel ‘s-Heer Hendriksburg, nu winkelcentrum Hendrik Plaza. En Bomans had over de landsvrouwe een toneelspel geschreven: ‘Bloed en Liefde’. Hoe prachtig haakte bij het 750-jarig dorpsbestaan het een in het ander: een mooi stuk voor een mooie vrouw.
Op houten tribunes rond kerk en ‘liturgietuin’ verzamelden de dorpsbewoners zich voor de jubileumpremière. Op het podium Philips van Bourgondië, smoorverliefd op Jacoba van Beieren. Dat was het thema: ‘Philips plóft van liefde’. Bomans schreef zijn stuk rond 1932 als gymnasiast. Schalks, zullen ze het toen hebben genoemd. Maar is het dat nu nog steeds? Laten we eens naar de dorpelingen kijken, een goede maatstaf. En zie, ze grinniken luid wanneer Amalia van Solms al breiend vertelt dat ze ‘de slager heeft afgebeld’.
De grap van Bloed en liefde, Bomans’ eerste toneelstuk, is dat de schrijver de Middeleeuwen mixt met de moderne tijd. Zo laat hij zijn toneelfiguren vooruitblikken in de geschiedenis. Ook hun eigen geschiedenis. Tsaar Iwan IV bijvoorbeeld introduceert zichzelf met: ‘Ik ben Iwan de Verschrikkelijke’. Dat is geestig. Of je hoort spelers vragen om aspirine. Ook dat is leuk, vooral in combinatie met de historische kledij. Maar bij de zoveelste aspirine denk je wel: nog even en het is een chefarine 4.
Nog maar negentien was Bomans. Maar toen al beschikte hij over een grote intellectuele souplesse, besef je al bladerend op de tribune. Om te kunnen spotten met de middeleeuwse kalender moet je die kalender wel eerst door en door kennen. En als je die historische hutspot dan ook nog weet te vatten in een gedragen Nederlands, gehoorzamend aan de wetten van de tragikomedie en gecombineerd met een trefzekere ritmiek, dan ben je, hoe jong ook, een schrijftalent.
De spelers van toneelvereniging Heer Hendrik betuigden het stuk alle respect. De moeilijke teksten kwamen feilloos en in de juiste cadans uit hun mond. Niet opgezegd, maar geacteerd. En ze etaleerden, geheel volgens Bomans’ bedoeling, Philips als norm. Aan hem afgemeten zag je pas echt goed hoe onnozel dienstknecht Boudewijn was en hoe slecht tsaar Iwan.
Een half jaar lang duurden de repetities, vertelde regisseur Ada de Feiter. Ze bedacht er zelf wat dingen bij. Het minnelied van Charles van Artois werd een rap en de Bosatlas een iPad. Op die wijze plaatste de regisseur het spel nog verder in de moderne tijd. Met soms hilarische verwarring tot gevolg.
“Die ambulance is er vast bij verzonnen”, fluisterde mijn buurvrouw. Toch niet. Onder hard sirenegeschal werd een ladderzatte Boudewijn op de brancard gekwakt. Op driekwart van het stuk verscheen de Goese Snackwagen. Zou die er ook bij horen? Je weet het maar nooit in ‘s-Heer Hendrikskinderen. Ze lieten zojuist de meisjes van plaatselijk dansinstituut Move With Nicky door de Middeleeuwen huppelen.

Toneelplezier

Bij de ontknoping eindelijk duidelijkheid. Iwan de Verschrikkelijke vergiftigt zichzelf. En de Goese Snackwagen verkoopt een kroket… (Dit artikel verscheen op 20 juli 2017 in Trouw).

Willem Pekelder is journalist, columnist, schrijver en spreker en lid van ons Genootschap