Edward Krabbendam
Op 11 november 2006 stond in het Zaterdags Bijvoegsel van NRC Handelsblad een ingekort hoofdstuk uit ‘De revolutieverzamelaar’. Dat boek werd vijf dagen later in Amsterdam gepresenteerd en het gaat over George Nypels (1885-1977), reiscorrespondent van het Algemeen Handelsblad.
Biograaf Henk van Renssen heeft Nypels prachtig tot leven gebracht. Hij blijkt een onverschrokken journalist te zijn geweest, die grote gevaren trotseerde en ontberingen leed, om verslag te doen van zaken ver buiten onze landsgrenzen. Geregeld kwam hij met meningen thuis, die geheel en al tegen de heersende indruisten.
Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) broeide en gistte het op ons hele continent. Er heerste een revolutionaire sfeer, van Nederland (Troelstra) tot in Rusland (Lenin). Nypels dook rond 1920 bij vele brandhaarden op en bezocht ondermeer Berlijn en Moskou. Later zat hij geruime tijd in München om verslag te doen van een redenaar die in bierkelders was begonnen. Zijn naam was Adolf Hitler. Hij wierp zich op als redder van Duitsland, zou later een grote nationaal-socialistische revolutie teweegbrengen en zijn eigen land in de as leggen. Nypels luisterde naar een drie uur durende toespraak van Hitler.
Bijna niets stond hem aan. Daar voegde hij in het Handelsblad van maart 1923 dit aan toe: ‘En toch heb ik me geen ogenblik verveeld […] en zelden heb ik een duizendhoofdige menigte zo aan de lippen van een redenaar zien hangen, zo prachtig zien reageren en doen, precies zoals het mannetje op het toneel zulks wenste!’ (De revolutieverzamelaar, p. 220). Nypels besluit zijn twee artikelen over ‘De Beierse Mussolini’ met de volgende woorden: ‘Wat ik voor heden wil vaststellen is: Hitler is een massaopwinder, als partijmaker, iets heel buitengewoons, van wie men zeer veel verwachten … of vrezen mag’ (idem, p. 223).
George Nypels stamde uit een oud drukkersgeslacht. Een van zijn broers was Charles (1895-1952) die in de voetsporen van zijn vader trad. In 1920 kreeg hij de smaak van ’the art of printing’ te pakken. Zijn wens was de typografie van zijn tijd te perfectioneren. Door een uitgekiende vormgeving was een boek geen boek meer maar een produkt dat helemaal áf was. Ook toen Charles directeur van de firma was geworden, achtte hij het creatieve aspect vaak belangrijker dan het commerciële. Daarnaast leefde hij op grote voet en had hij een grote vriendenkring. Eind jaren twintig ging het familiebedrijf Leiter-Nypels aan schulden bijna te gronde. Vader Nypels stelde zijn tien jaar oudere zoon George aan om de boel te redden. George bleek meer dan revoluties te kunnen verzamelen want het lukte. Charles was inmiddels uitgegroeid ’tot een modernistische meesterdrukker en boekontwerper’ (De revolutieverzamelaar, p. 33) en een centraal cultureel figuur in Maastricht. Zijn roem verspreidde zich verder.
Midden jaren dertig vestigde hij zich in Utrecht waar zijn Maastrichtse vriend Cornelis Vos het middelpunt van het culturele leven was geworden. Charles kwam daardoor makkelijk in contact met schrijvers als Anton van Duinkerken en Gabriël Smit, die ook in het leven van Bomans een rol speelden. In 1939 kreeg Charles een betrekking bij uitgeverij Het Spectrum die vier jaar eerder was opgericht. Als typografisch adviseur kreeg hij het leeuwendeel van het fonds in handen. Godfried Bomans had zich in 1939 als student in Nijmegen gevestigd. Daar schreef hij in korte tijd ‘Erik of het klein insectenboek’. Hij legde zijn manuscript aan Anton Sweers voor die al meer werk van Bomans uitgegeven had. Om redenen die ik niet ken maar wellicht tot hevige spijt hebben geleid, raadde Sweers ‘De Zonnewijzer’ aan. De redactie van die almanak stuurde het manuscript door naar uitgeverij Het Spectrum.
Op 24 april 1940 reageerde directeur Piet Bogaard per brief. Hij was zeer ingenomen met ‘Erik’. Hij had echter bedenking tegen de tekenaar die Bomans voorstelde en vroeg hem langs te komen. Dat deed hij direct. Uit een brief van 29 april aan zijn vriend en vaste illustrator Harry Prenen blijkt dat Bomans een sterke positie meende te hebben, omdat hij zijn manuscript niet zelf bij Het Spectrum had aangeboden maar door de uitgever gevraagd was. Daardoor kon hij tijdens het onderhoud bij de uitgeverij, zo schreef hij, ‘rustig mijn ideeën uiteen zetten over wat ik vond dat een boek typografisch toekwam (.). Hieronder viel naar mijn inzicht ook de illustratie’ (Godfried, p. 241). Op 21 juni ontving Bomans van Het Spectrum een brief waarin zij afzag van de diensten van Prenen. Zij had Karel Thole in de armen genomen om ‘Erik’ van prenten te gaan voorzien. Voorts staat er: ‘U zult ons hopelijk eerlang eens bezoeken, waarbij wij dan over de typographische vorm van het boek nog kunnen discussiëren’ (Godfried, p. 243). Bomans meende een sterke positie te hebben ten aanzien van vorm, opmaak en illustraties. Daar kwam niets van terecht. Meesterdrukker en boekontwerper Charles Nypels deelde de lakens uit. Hoewel Michel van der Plas daar in ‘Godfried’ – een biografisch boek over de jonge Bomans – geen melding van maakt, moeten Nypels en Bomans stevige gesprekken hebben gevoerd.
Eind 1940 kwam de eerste ‘Erik’ uit. In het jaar daarop volgden 9 herdrukken. Het was een denderend succes dat plotseling afgelopen was. Er verscheen tijdens de bezetting niet één herdruk meer. Als protest tegen de Duitse bezetters, die in mei 1940 ons land waren binnengevallen, weigerde Bomans, net als bijna alle andere schrijvers, lid te worden van de Kultuurkamer, die in september 1941 was opgericht. Als schrijvers geen lid waren van dat gilde, dat nazi-propaganda en censuur ten doel had, behoorde hun werk tot boeken waarop een verkoopverbod rustte. Voor velen was het offer dat ze brachten gering: hun werk werd niet of nauwelijks verkocht. De prijs die Bomans voor zijn verzetsdaad betaalde, was enorm, want hij was schrijver van een bestseller. De omzet van zijn boek bedroeg in een klap 0 gulden en daarvan kreeg Bomans 15%.
In 1945 kwam hij, ondermeer gevoed door de gaarkeuken, broodmager de hongerwinter uit. De prijs die Het Spectrum in die tijd betaalde was ook enorm. Maar na 1945 kwamen er weer herdrukken van ‘Erik’ op de markt, inmiddels al de 53ste, dus het verlies van toen is ruimschoots goedgemaakt. Het grote succes van ‘Erik’ was te danken aan geestelijk vader Bomans, illustrator Thole en vormgever Nypels. Uit biografische gegevens op Internet blijkt, hoe voldaan Nypels was met het eindresultaat. Daar staat (vertaald): ‘1941 was het jaar waarin de eerste uitgave van Godfried Bomans’ ‘Erik’ verscheen, waarin geestige tekeningen van Karel Thole een essentiële rol speelden. Zij getuigen van de voorkeur van Charles voor een goed geïllustreerd boek.’ ‘Erik’ was inderdaad een zeer verzorgd en fraai boekje, of, met woorden van Charles Nypels: het was geen boek maar een produkt dat helemaal áf was. Over de vroege zomer van 1940 schreef Van der Plas in ‘Godfried’: ‘In de tussentijd is de schrijver dan al enkele malen op bezoek geweest in Utrecht aan de Stationsstraat 23, om nader kennis te maken met de directeuren A.H. Bloemsma en P.H. Bogaard en hun naaste medewerkers’ (p. 244).
Behalve redacteur Albert Kuyle komen er in het kader van ‘Erik’ geen andere namen voor. Van der Plas verschaft me tot dusver dus geen hard bewijs voor veelvuldig of zelfs maar enig contact tussen Bomans en Nypels. Toch is het te vinden. In het najaar van 1941 kwam Het Spectrum met het plan om het gehele werk van Charles Dickens – de favoriete schrijver van Bomans – te gaan vertalen. Op 21 oktober kwamen daarvoor mensen bijeen in het Parkhotel te Amsterdam. Bomans had als initiatiefnemer zitting in de driekoppige redactie en diende zich aan als vertaler. Die dag verschenen nog tien kandidaat-vertalers onder wie J.C. Bloem, Antoon Coolen en Jan Campert, schrijver van het mooie verzetsgedicht ‘De achttien doden’.
Alle schrijvers/vertalers waren geen lid van de Kultuurkamer. Hun vertaalwerk kon dus pas na de bezetting op de markt verschijnen. Uiteraard waren in Amsterdam ook vertegenwoordigers van Het Spectrum aanwezig te weten ‘Bogaard, Bloemsma, A.J.K. Boezeman, Gabriël Smit, C. Vos en Ch. Nijpels’ (Godfried, p. 275). De Maastrichtse vrienden Cornelis Vos en Charles Nypels hadden duidelijk hun weg in Utrecht gevonden en leverden als medewerkers van Het Spectrum een bijdrage aan dit grote project. Van deze bijeenkomst is een foto bewaard gebleven die in ‘Godfried’ tussen bladzijde 260 en 261 is geplaatst. Daarop is een deel van de vergaderruimte te zien. Bomans zit aan een hoek van de vergadertafel. Aan de andere kant van die hoek zit Edmond Nicolas met naast hem Charles Nypels. Bomans en Nypels zaten tijdens die bijeenkomst dus vlak bij elkaar.
Edward Krabbendam
Naschrift:
De biografische gegevens van Nypels heb ik ontleend aan de site van de Charles Nypels Foundation, een organisatie die vernieuwing op allerlei gebied van vormgeving wil stimuleren. De hierboven vertaalde tekst luidt letterlijk: 1941 was the year in which the first edition of Godfried Bomans’ ‘Eric’ appeared, in which the witty drawings by Karel Thole played an essential role and bear witness to Charles’ preference for the well-illustrated book