Edward Krabbendam
Bomans en het Grand Gala du Disque 1963
Willem Duys (1928) was tijdens zijn actieve leven presentator van het populaire praatprogramma Voor de vuist weg. In dat tv-programma kwamen grote en kleine namen voor, en dieren, heel veel dieren, ook grote, want Duys hield wel van een geintje. Duys was echter
meer een muziekman, met twee platenlabels en muziekprogramma’s op tv (1960-1968) en radio (1962-1999) beide onder de naam Muziekmozaïek. Hij bleek een neus te hebben voor jong talent.
Op de site van Muziek Centrum Nederland blijkt Duys meer te hebben gedaan:
“Duys is ook een van de initiatoren van het Grand Gala du Disque, één van de meest prestigieuze showprogramma’s uit de beginjaren van de Nederlandse televisie rondom de uitreiking van de Edisons waarin internationale sterren als Trini Lopez, Johnny Cash, de BeeGees, de Beach Boys en James Last optraden.”
Niet alleen buitenlanders, ook Nederlandse zangers, zangeressen en musici werden op dat gala geëerd. Ze kregen een bronzen beeldje van Thomas Edison (1847-1931) gemaakt door Pieter d’Hont. Edison was uitvinder van ondermeer de fonograaf, de voorloper van de platenspeler.
Duys was een stijlvolle presentator die met zachte stem vol eerbiedige bewondering artiesten tegemoet trad. Hij vroeg in 1963 aan Bomans de prijsuitreiking van het Grand Gala te gaan verzorgen. Duys kon weten dat dit zou leiden tot een stijlbreuk. Want hij kende Bomans. Dat blijkt uit een citaat uit de ‘Margriet’ van 15 september 1978 dat afgedrukt is in ‘De wereld van Godfried Bomans’ van Jeroen Brouwers, pagina 148:
“Wij legden de basis voor een vreemde vriendschap, die ruim tien jaar zou duren (tot de dood van Bomans in 1971, e.k.) en waardoor wij elkaar ontelbare malen mochten ontmoeten – zowel òp als àchter het scherm. Ik zou daarover een zeer persoonlijk en ten dele onthullend boek kunnen schrijven en wie weet doe ik dat nog eens. ( ) Toen hij zo plotseling en veel te vroeg overleed ( ), was het alsof ik een dierbare oudere broer en biechtvader verloor.”
Van dat boek is het niet gekomen en Duys heeft ook geen bijdrage geleverd aan het boek vol herinneringen dat een jaar na Bomans’ dood verscheen. Wel schreef hij in ‘Elsevier’ van 20 december 1975 een mooi In Memoriam. Daarin ging hij terug naar de dag dat het nieuws van Bomans’ dood doordrong in Serfaus waar een Nederlandse kolonie wintersport hield. Er heerste grote verslagenheid, zoals in heel Nederland.
Enige bekroonden
Op de dvd De veelzijdige Bomans zijn beelden opgenomen van het Grand Gala du Disque van 12 oktober 1963 dat die avond live op tv werd uitgezonden. Tijdens het muzikale gedeelte, traden de artiesten op die aan het eind van de avond bekroond zouden gaan worden. Na hun optredens verklaarde Willem Duys, dat Bomans was gevraagd om “op alleszins passende en waardige wijze de Edisons” te overhandigen. Ondanks deze geruststellende woorden, werd de prijsuitreiking een klucht. Het podium hielp daarbij enorm. De bekroonden moesten een onmogelijk trappetje af waarna ze over een hoge brede rand moesten stappen. Bomans kwam achter de coulissen vandaan, stommelde tot halverwege, sprong over de rand en landde achter zijn spreekgestoelte.
Dat was om half een in de nacht en Bomans wilde het kort houden. Om tijd te sparen, legde hij het juryrapport terzijde en verklaarde Wim Sonneveld met Broeder Knulbertus (Frater Venantius) tot een van de hoogtepunten van de avond. Bomans vond wel dat Sonneveld te ver was gegaan, maar dat was nu juist het leuke.
Peter Schilperoort (1919-1990), klarinetspeler en leider van de Dutch Swing College Band, werd bekroond in de sector instrumentaal. Bomans onthulde dat Schilperoort de prijs liever had toegekend gekregen in de sector jazz. Bomans prees die tegendraadsheid waardoor Schilperoort de Edison weigerde in ontvangst te nemen. Bomans liet weten dat geweigerde prijzen statutair naar de uitdeler van de prijzen ging en dat de beeldjes van puur goud waren, waarop hij het beeldje in zijn binnenzak stopte. Na die woorden besloot Schilperoort de Edison toch aan te nemen om hem vervolgens aan Bomans te overhandigen.
De volgende prijswinnaar was Françoise Hardy. In 1962 was zij beroemd geworden met Tous les garçons et les filles, een klein chanson dat ze zelf geschreven had. Ze groeide uit tot een stijlicoon: vrouwen wilden op haar lijken, mannen waren (een beetje) verliefd op haar.
Nadat Hardy zich bij Bomans had gevoegd en hij de 19-jarige goed had opgenomen, verzuchtte de 50-jarige presentator: “Mijn vader zei altijd: Je mag er wel naar kijken.”
Bomans sprak perfect Frans en vroeg Hardy of de hele wereld haar kende. Zonder antwoord af te wachten vervolgde hij met: “C’est demander pour le chemin connu.” Dat is vragen naar de bekende weg, in steenkoolfrans. Hardy kon haar oren niet geloven en ze keek Bomans, die rustig doorbabbelde, aan, alsof hij gek was geworden.
Hardy bleek regelrecht uit Spanje te zijn komen waar zij had opgetreden. Bomans informeerde of zij Sint Nicolaas nog gezien had. Nee, dat was niet het geval. Bomans verklaarde dat Sint Nicolaas niet bestond, dat was een fabeltje, want hij was dat. Hij deelde immers cadeautjes uit. Hardy nam het beeldje van Edison in ontvangst, kuste de toegestoken wang van Bomans, verliet het podium met een brede lach, worstelde zich het trappetje op en verdween achter de coulissen.
Na Wim Sonneveld (1917-1974), over wie later meer, kwam het klapstuk van de avond: Marlene Dietrich. Dietrich (1901-1992) was actrice en zangeres. In de jaren ’20 van de vorige eeuw was zij in Duitsland erg populair. Desondanks, vertrok ze in 1930 naar Amerika om in Hollywood furore te gaan maken. Ze werd Amerikaanse en trad tijdens de Tweede Wereldoorlog op voor geallieerde soldaten. Haar lied uit die tijd Lily Marleen, was aan weerszijden van het front geliefd, weliswaar in verschillende talen.
Dietrich had een grote hekel aan Nazi-Duitsland en sprak liever niet in het Duits. Daarvan was Bomans op de hoogte. Hem was aangeraden haar in het Engels toe te spreken.
Direct na de Duitse bezetting (1940-1945) was het Duits een gehate taal en er waren Nederlanders die het Duits van het schoolprogramma wilden halen. Bomans maakte zich direct na de Tweede Wereldoorlog niet populair met zijn eerste bijdrage aan ‘de Volkskrant’ (12 mei 1945). Daarin keerde hij zich tegen deze haters van het Duits, want Goethe en Schiller hadden ons niets misdaan en door afstand te nemen van de Duitse literatuur, brachten we alleen onszelf schade toe.
Marlene Dietrich zong tijdens het Gala diverse liedjes waaronder minstens eentje in het Duits, en werd als laatste bekroond. Ter introductie vertelde Bomans het volgende:
“Ik zat eens in de bioscoop en daar werd een film van Marlene Dietrich vertoond. Ik genoot natuurlijk en naast mij zat een heel oud mannetje ook te zuchten van verrukking. Opeens stoot die man me aan in het donker, dat is werkelijk gebeurd, en hij zei ( ) uit de grond van zijn hart: Had mijn vrouw maar een zo’n been.”
Nadat Marlene Dietrich naast Bomans had plaatsgenomen, boog hij zich over het spreekgestoelte en las van papier zijn standpunt voor dat hij 18 jaar eerder al in ‘de Volkskrant’ had geformuleerd. In perfect Engels verklaarde hij dat hij niet behoorde tot de mensen die een afkeer hadden van de Duitse taal door wat Duitsland tijdens de oorlogsjaren had gedaan. Mensen die wel een hekel hadden gekregen aan het Duits – een prachtige taal, wat Dietrich bewezen had met haar vroege liedjes – hadden een kinderachtige houding en een bekrompen blik.
Dietrich stond er beteuterd bij, ook toen Bomans haar lof toezwaaide over haar inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en haar een groot artiest en een grote vrouw had genoemd. Ze kwam pas tot leven toen ze de Edison in ontvangst nam.
Rel 1
De mensen in de zaal hadden zich tijdens de prijsuitreiking kostelijk geamuseerd, gelet op het vele gelach en geapplaudisseer. Vermoedelijk had geen van hen in de gaten dat deze avond goed was voor twee rellen. De eerste werd de betrokkene al tijdens het muzikale gedeelte van de avond duidelijk. Wim Sonneveld – bekroond in de sector Nederlands cabaret – werd op de hoogte gesteld van lelijke telefoontjes die binnenkwamen. Hij was opgetreden als Frater Venantius, een zingende en grapjesmakende katholieke geestelijke. Dat viel niet best in katholieke kring. Sonneveld werd direct uitgemaakt voor “een bespotter van respectabele en hard werkende religieuzen.”
Aan het refrein, dat zeer bekend werd, zal het niet hebben gelegen, want daar was geen speld tussen te krijgen:
Zeg maar ja tegen ’t leven, ja tegen ’t leven
Van je Amen en je Gloria joechee
Zeg maar ja tegen ’t leven, ja tegen ’t leven
Anders zegt ( ) ’t leven nog nee
Het ging om de tekst tussen de refreinen. De frater, voorzien van gitaar, vertelde beter bekend te zijn als de Zingende Frater, liefst niet te verwarren met de Pratende Pater of de Brullende Broeder. Hij zong wijsjes over al ’t mooie en schone, maar niet over meisjes. Maar dat kwam nog wel.
De frater memoreerde de koude Kerstdagen. Om op te warmen wilde hij een café in. Op de stoep zat een non geld op te halen, blauw van de kou. De frater vroeg haar mee naar binnen te gaan. Ze gingen in een donker hoekje zitten, hij bood haar een dubbele jenever aan, dat vond ze goed als het in een kopje werd geserveerd. De ober gaf de bestelling aan de barman door waarop de barman riep: “is die verdomde non d’r nou alweer?”
Een week na het Grand Gala du Disque verscheen in ‘de Volkskrant’ het stuk Over Wim Sonneveld, dat als volgt begon.
“In het koor van ‘ja’ en ‘nee’ tegen Wim Sonneveld, dat nu al dagenlang in onze kolommen weerklinkt, heeft tot nu toe één stem gezwegen. Tenslotte heb ik hem de prijs uitgereikt en ik meen dat mijn opinie, welke waarde u er ook aan hecht, in dit debat moeilijk achterwege kan blijven” (Werken IV, p. 496).
Terwijl Marlene Dietrich stond te zingen, zo bleek, kwam Sonneveld naar Bomans toe. Hij was zeer ontsteld door de telefoontjes die waren binnengekomen. Bomans schreef hierover:
“Er was geen tijd voor een antwoord, want Marlene Dietrich at juist haar laatste stukje applaus op en ik hoorde van alle kanten mijn naam roepen. Ik zei hem alleen: ‘Laat het aan mij over’ en stommelde een paar seconden later die halsbrekende trap af om de tien beeldjes uit te reiken.
Sonneveld was als zesde aan de beurt. Ik beschouwde zijn creatie als het hoogtepunt van de avond en zei dat ook. ( ) Er waren mensen, die vonden dat hij te ver gegaan was. Welnu, is Wim Sonneveld te ver gegaan? Ja. Maar hij is tevens iemand, die precies weet hoe ver hij te ver kan gaan en dat is nu juist het geheim van het cabaret. Zijn frater Venantius was een meesterstuk. Ziedaar de woorden, waarin ik deze zaak openlijk uit de doeken deed en die men mij heeft kwalijk genomen. Ik ben blij, dat ik ze gesproken heb en neem er geen enkel van terug” (Idem, p. 497).
Sonneveld was volgens velen te ver gegaan. Bomans was verbaasd over de toon waarin die mensen hun mening kenbaar maakten en gaf een letterlijk citaat uit een ingezonden brief. Sonneveld is “een verklede pias, die op liederlijke wijze het katholieke geloof en het concilie door de modder sleurde terwille van een platvloers succes bij de domme massa” (Idem, p. 497).
Bomans schreef verder:
“Maar mijn beste mensen, begrijpt u dan niet dat u met zulke verdachtmakingen veel en veel verder gaat dan Sonneveld ooit gegaan is? Iemand, die zich bij een onderwijzer beklaagt dat zijn zoontje aan het oor getrokken is en dan op zijn beurt de man recht in het gezicht slaat, maakt zich schuldig aan een grofheid, die het vermeende vergrijp aanzienlijk overtreft. ( )
Komisch is ook de gedachte, dat de tekst het concilie zou bespotten. De schrijver hiervan is… Michel van der Plas, momenteel verslaggever van Elseviers Weekblad speciaal voor deze gebeurtenis ( ). Van der Plas belde mij gisteren uit Rome op. Hij begreep van de hele deining geen zier en vroeg mij, waar toch die bespotting in zat. Wel, die zit nergens. De mensen hebben gewoon het woord concilie opgevangen, hoorden daarna gelach en zijn toen in dolle drift naar hun schrijftafeltje gevlogen. Gewoon luisteren was er niet meer bij” (Idem, p. 498).
Bomans deed er voor de katholieke lezers van ‘de Volkskrant’ nog een schepje bovenop. Veel mensen hadden niet begrepen dat Frater Venantius een satire was op het blije hoera-chistendom, dat oppervlakkig was. Sonneveld nam niet de pater in het ootje, maar de cabaretier, die pater was. Als paters zouden gaan voetballen, zouden ze ook niet als pater maar als voetballer beoordeeld moeten worden.
Het zal nog wel even gestormd hebben op de redactiekamer van ‘de Volkskrant’. Frater Venantius was als cabaret- en discussiestuk een groot succes.
Rel 2
Mensen waren boos op Bomans omdat hij het voor Sonneveld had opgenomen, maar hij werd ook direct aangevallen. Tijdens de woorden die voor Marlene Dietrich bestemd waren, stond ze erbij alsof ze een standje kreeg. Wat Bomans had gezegd, kon niet, volgens vele reacties. Jeroen Brouwers schreef in ‘De wereld van Godfried Bomans’, pagina 157-158:
“In 1963 reikte hij tijdens het Grand Gala du Disque ‘Edisons’ uit en was daarbij volgens de een zo dronken als een meeuw, maar volgens de ander (Willem Duys) in het geheel niet dronken, – in ieder geval was hij buitengewoon vervelend en hij had er ‘nee’ tegen moeten zeggen. In ‘De Groene Amsterdammer’ (26 oktober 1963) schreef ‘Joost’ naar aanleiding van deze gebeurtenis (het) navolgende vers” (in modern Nederlands omgezet, e.k.).
Klein Insecten-Catechismus
Ik bid u, onderwijs mijn botheid:
Verklaar mij GODFRIED BOMANS’ zotheid
Hij is een nationale godheid,
Die uit zijn ruim en rooms gemoed
Veronderstelt hoe razend goed
Hij telkens weer zijn woordje doet.
Is dan zijn tong niet spits gesneden?
Welzeker, dat is ook de reden
Waarom hij, met zichzelf tevreden,
Zijn eigen stem het liefste hoort.
Houdt hij zich dan niet aan zijn woord?
Dat is ’t wat ieder juist bekoort:
Zijn woordenstroom is niet te stuiten.
Wie zo’n talent weet uit te buiten
Verdient met recht een handvol duiten,
Maar is die sokkel van cultuur
Zomaar voor iedereen te huur?
Zijn eloquentie is wel duur,
Doch wie hem prijzen uit laat reiken,
Merkt, wat hij daarmee kan bereiken:
Hij gaat zo nodig over lijken
En is het voorwerp van zijn spot
Ook zo op Bomans’ lol verzot?
Hij schikt zich in zijn droevig lot:
Wie zich zo buiten alle perken
Tot instituut wist op te werken,
Zal zelf zijn grofheid niet meer merken,
En wie zo in zichzelf gelooft,
Merkt, van zijn zelfkritiek beroofd,
De kool niet, die hij anderen stooft.
‘Joost’ (van den Vondel?) zag de verdiensten van Bomans maar ook dat hij over lijken kon gaan. Dat was niet gering. In de commotie van die dagen zocht Gerth van Zanten Bomans op voor een interview in zijn rustige werkkamer. Het verslag stond op 19 oktober 1963 in ‘De Telegraaf’ en werd in het tijdschrift ‘Godfried’ van september 2008 nogmaals afgedrukt.
Voor Van Zanten was het duidelijk dat Marlene Dietrich verstarde toen Bomans sprak en vroeg of de tekst van tevoren besproken was. Bomans antwoordde:
“Zij verstarde toen ik het kinderlijk en kleingeestig noemde geen Duits meer te willen spreken omdat bepaalde Duitsers zich tijdens de oorlog hebben misdragen. Dat was een stommiteit van mij. Ik wist echt niet dat zij principieel geen Duits meer zingt, maar goed, dat had ik moeten weten, dat had ik moeten informeren voordat ik mijn conference schreef. Ik vind haar houding verkeerd, maar dat doet niet ter zake. Ik had het onderwerp daar in het openbaar niet ter sprake moeten brengen” (Godfried, p. 82).
Bomans gaf toe dat hij dit beter niet had kunnen doen. Waarom hij die woorden toch gesproken had, welbewust vanaf papier voorgelezen, zal te maken hebben gehad met zijn eerder geformuleerde standpunt aangaande de positie van het Duits en wellicht uit irritatie, want Dietrich gedroeg zich als een echte diva.
Uit de Leeuwarder Courant van 14 oktober 1963 blijkt het Gala – waaraan nog een grappenmaker meedeed, Wim Kan – sterk in het teken te hebben gestaan van het decor en van Dietrich. Het decor was ontworpen voor het podium van het Circusgebouw en paste niet in het Kurhaus. Die trap had, blijkens de krant, een dag eerder geleid tot een woede-uitval van Marlene Dietrich. “Ik breek mijn nek over dat ding. Het moet verbouwd worden.” Dat gebeurde niet en later kwam “Marlene struikelend naar beneden.” Verder moest op “bevel” van Dietrich een grote bos bloemen voor haar optreden verwijderd worden – anders kwam ze niet goed uit – wat wel gebeurde. En het kostte Willem Duys twee uur praten om haar als laatste artiest te laten optreden.
De Leeuwarder Courant schreef: “Ze weet van wanten, die vrouw en iedereen, die iets met de organisatie van die avond te maken heeft, staat strak gespannen om wat ze nu nog kan willen.”
Ook Bomans vertelde tegen Van Zanten van ‘De Telegraaf’ nog een en ander. Hij wilde vooraf kennis maken met alle personen die die avond optraden. Voor de kleedkamer van Dietrich stond een boom van een kerel die iedere bezoeker afweerde. Toen Bomans zei dat hij de man was die op die avond de Edisons zou uitreiken, ging de lijfwacht de kamer in en kwam hoofdschuddend terug. Bomans zei dat ze dan geen Edison kreeg. Nu mocht hij binnenkomen. Dietrich lag op een sofa een sigaret te roken.
Bomans:
“Haar peignoir bedekte één been, één been niet. Aan de bovenkant viel de peignoir open, zodat ik haar decolleté moest opmerken. Zij begon mij gewoon te verleiden en dan met wapens, die verroest zijn, dacht ik, wapens van een veertig jaar geleden.
Herr Bomans, sprak zij , in die heerlijke omfloerste stem en in het Duits, Herr Bomans, u hebt geen idee wat voor een troep het hier is. Een troep! Zij opperde duizenden bezwaren tegen iedereen, toen keek zij mij lang en peinzend aan en zei: ‘Ik geloof dat u de enige aristocraat hier bent, wilt u champagne met mij drinken?’
Ze stak haar slanke, elegante arm uit naar een in ijs gekoelde fles. Wij dronken snel twee glazen.”
Van Zanten: “Ik vroeg Bomans of de champagne soms de oorzaak was dat zovele kijkers de indruk zouden krijgen dat hij, vele uren later overigens, een beetje dronken op het scherm verscheen.”
Bomans (lachend): “Dronken?! Hé, dat is grappig, dat had ik nog niet gehoord. Nee, die champagne had er niets mee te maken, ik kan heel goed tegen drank en ik ben nooit dronken. Maar die trap daar was een verschrikking. Ik leef op grote voet, ik heb maat 48 schoenen en het kostte moeite om niet te struikelen op die kleine treden. Blijkbaar heeft dat een dronken indruk gemaakt” (Godfried, p. 80-81).
***
Sociaal psycholoog en journalist Wouter van Dieren (1941), al langdurig milieudeskundige en vroeger werkzaam bij NCRV-televisie, heeft tijdens de laatste 4 jaar van Bomans’ leven veel met hem samengewerkt. Ze waren geestverwanten. Na de dood van Bomans, voerde Van Dieren de redactie over een boek met tv-gesprekken van Bomans met bekende Nederlanders en voegde daar eigen inzichten aan toe. Van Dieren noemde Bomans in dat boek een ordeverstoorder. Alleen al door zijn aanwezigheid begon ieder bouwwerk te trillen en met simpele handbewegingen strooide hij steeds andere kleuren over de omgeving. Dat had iets magisch. Er waren mensen die dat niet leuk vonden en, zo schreef Van Dieren, men poogde “tegenstoten uit te delen. ‘Hij is altijd beschonken’, was een veel gehoorde, op samenzweerderige toon uitgesproken en met intieme elleboogstoot begeleide insiders-opmerking, die bedoelde van de tovenaar ook-maar-een-gewone-jongen te maken. Deze image had Godfried te danken aan zijn champagnevisite in de kleedkamer van Marlene Dietrich, waarvan hij inderdaad aangeschoten en beladen met brutaliteiten het podium van een Grand Gala du Disque besteeg. Daarna evenwel – nooit. ( )
Zo waren er meer pogingen tot onttronen. Meestal zaten ze ernaast. Zelden heb ik een rake analyse gezien (‘Hij is conservatief, hij is rechts’, enz.), en alleen enkele zeer verlichte geesten vermochten snel genoeg te zijn om hem in zijn vlucht trefzeker met hun pijlen te treffen”
(Godfried Bomans, Gesprekken met bekende Nederlanders, p. 130-131).
***
Het ondenkbare gebeurde in 1963: het chique Grand Gala du Disque werd een klucht en een bron van controverses. Ordeverstoorder Bomans beleefde stormachtige oktoberdagen. Bomans had het gedaan, althans, volgens velen. Allemaal zijn schuld. Dat was eerder voorgekomen en zou later ook nog voorkomen, met name de rel in 1966, toen Bomans iets zei over communistische raddraaiers.
Ook nu weer doemt Bomans op als provo avant la lettre, zoals betoogd in het essay Bomans als provo. Me schiet de reactie van professor J.A.A. van Doorn te binnen die over Bomans’ provogehalte in dagblad Trouw van 7 april 2007 schreef: “En precies dat werd van de au fond milde auteur niet geaccepteerd.” •
Verantwoording illustraties
1 Verkleind en gespiegeld portret van Bomans, gedateerd 29 mei 1998 en getekend door Walter Verschaeren. Bron: ‘Godfried’ van maart 1999, het tijdschrift van het Godfried Bomans Genootschap, scan
2 Een Edison, het beeldje dat bekroonde personen in ontvangst namen tijdens het Grand Gala du Disque, Google afbeeldingen
3 Willem Duys, idem
4 Françoise Hardy, idem
5 Bomans overhandigt een Edison aan Françoise Hardy, Nationaal Archief Beeldbank op Internet
6 Bomans en Marlene Dietrich tijdens het Grand Gala du Disque 1963, ‘Vrij Nederland’ van 5-12-1975, scan
7 Wim Sonneveld als Frater Venantius, Google afbeeldingen
8 Bomans en Dietrich tijdens het Gala, na de rede van Bomans, Google afbeeldingen
9 Wouter van Dieren tijdens een recente milieuconferentie in Amsterdam, ‘de Volkskrant’ van 28-10-2009, detail en verkleind, scan
Gerelateerde aan te klikken artikelen op deze site
Bomans en Willem Duys
Bomans en J.A.A. van Doorn
Bomans en Wouter van Dieren
Bomans als onbekende
Toespraak van Bomans en aanbieden van Edison aan Marlene Dietrich
Optreden van Wim Sonneveld als Frater Venantius tijdens zijn one man show ‘Een avond met Wim Sonneveld’
Bijlagen:
Nieuwsbericht op deze site van 16-11-09
In de uitzending van DWDD van 13 november 2009 was uitgever Vic van de Reijt aanwezig. Hij bracht het zojuist verschenen ‘De autobiografie’ van zangeres Françoise Hardy onder de aandacht. In 1962 werd Hardy beroemd met het kleine chanson Tous les garçons et les filles dat ze zelf geschreven had. In 1963 kreeg ze daarvoor in Nederland tijdens het Grand Gala du Disque door Godfried Bomans een Edison uitgereikt.
Françoise Hardy was begin jaren ’60 een slank dromerig meisje met pony en sluike haren, en, een kort rokje. Van de Reijt noemde haar een stijlicoon: vrouwen wilden op haar lijken en mannen waren op haar een beetje verliefd. In Frankrijk is Hardy populair gebleven, in Nederland was het gauw gedaan. De ook aanwezige muziekjournalist Constant Meyers bracht dit in relatie met de Beatles, die korte tijd later opkwamen en het Franse chanson in ons land wegvaagden.
Na beeldfragmenten van Hardy zei de snelle en bijna alles wetende presentator Matthijs van Nieuwkerk:
“In 1966 het Grand Gala du Disque; Godfried Bomans, ook een naam uit het verleden, onthoud die jongelui, Godfried Bomans. Hij reikte een prijs uit op z’n Godfried Bomans.”
Hierna volgden beeldfragmenten van de prijsuitreiking waarin Bomans de schoonheid van de 19-jarige prees en verzuchtte: “Mijn vader zei altijd: Je mag er wel naar kijken.”
Nieuwsbericht op deze site van 26-11-09
Het Grand Gala du Disque was één van de meest prestigieuze showprogramma’s uit de beginjaren van de Nederlandse televisie. Zangers, zangeressen en musici brachten daar hun lied waarna zij bekroond werden met een Edison. Het was haast ondenkbaar dat dit chique gala kon ontaarden in een klucht en in een bron van controverses. Toch gebeurde dat, door toedoen van een onmogelijk decor, ‘Frater Venantius’ van Wim Sonneveld en vooral door Bomans, die de prijsuitreiking verzorgde. Zijn gesprek met Peter Schilperoort leidde ertoe dat Schilperoort zijn Edison teruggaf. Zijn gesprek met Françoise Hardy werd matig gewaardeerd en vooral zijn toespraak tot Marlene Dietrich werd in het geheel niet gewaardeerd, hoewel Bomans daar dat ene been van Dietrich wereldberoemd maakte. Hoe Bomans aan dat been kwam, is ook te lezen in het nieuwe 1000-pootje ‘Bomans en het Grand Gala du Disque 1963’.