Verslag van ‘Godfried’ van september 2012
Voorwoord
In zijn voorwoord toont voorzitter Fred Berendse zich trots met weer een nieuwe aflevering van ‘Godfried’. Hij gaat kort op de inhoud in en blikt vooruit. Op 20 oktober zal de najaarsbijeenkomst van het Genootschap in Haarlem gehouden worden. In december zullen de leden wederom een eindejaarsgeschenk krijgen waarbij een uitnodiging zal zijn gevoegd voor de voorjaarsbijeenkomst in 2013 die dan in verband met de 100ste geboortedag van Bomans op de eerste zaterdag van maart te Den Haag zal worden gehouden.
Mede-oprichter Frank van der Voordt erelid
Jan Henry schenkt aandacht aan Frank van der Voordt. Hij was 40 jaar terug een van de oprichters van het Genootschap, heeft diverse bestuursfuncties bekleed en hij bezit een
“verbluffende Bomanskennis”. Tijdens de vorige bijeenkomst op 21 april ontving hij het erelidmaatschap met de bijbehorende oorkonde.
Entree in het gekkenhuis
Frank van der Voordt heeft een inleiding geschreven bij een monoloog van Bomans die door Henk Meier is opgetekend voor het maandblad ‘Ratio’ dat in 1964 en 1965 uitkwam. In een themanummer werd aandacht geschonken aan het weekblad ‘Elsevier’ dat in 1965 20 jaar bestond. Het resultaat daarvan zullen ze bij ‘Elsevier’ met weinig enthousiasme hebben begroet, zo merkt van der Voordt op.
Meier ging ook bij Bomans op bezoek voor een interview. Hij vertelde veel over Henk Lunshof die tijdens de Duitse Bezetting mannen om zich heen verzamelde met wie hij na de oorlog het nieuwe weekblad op de markt wilde laten verschijnen. Bomans had veel lovende woorden voor Lunshof, niet alleen omdat hij in de hongerwinter van 1944 nog jenever in huis had en over illegaal afgetapt elektrisch licht beschikte.
Tijdens redactievergaderingen was Bomans stil want hij zat tegenover doorgewinterde journalisten die in vele opzichten zijn meerderen waren. Hij zei verder: “Ik had wèl de indruk dat ze allemaal lichtelijk krankzinnig waren. Dat moet je ook zijn. Ik dacht, ik ben terecht gekomen in een gekkenhuis van heel hoog niveau met uiterst begaafde patiënten. Van hen heb ik het snelle denken, het overzien van situaties en zo geleerd.”
Lunshof bleek een extraverte, mededeelzame en hartelijke man te zijn geweest die “historisch ongewoon goed geschoold (was)”. Die kennis kon hij ook op het heden toepassen. Verder kon hij absurd doen zoals op zijn hoofd op de tafel te gaan staan.
Een andere grondlegger van ‘Elsevier’ was Anton van Duinkerken die iedereen “plat tegen het behang” praatte terwijl Piet Bakker ook een veelprater was: “Hij gebruikte bij voorkeur duizend woorden voor iets wat in drie gezegd kon worden.”
Bomans liet zich ook nog uit over andere medewerkers van het blad onder wie Hiltermann. De bloemlezing die dit voorjaar verschenen is met bijdragen van Bomans aan ‘Elsevier’ heeft om begrijpelijke redenen de titel ‘Genieten in een gekkenhuis’ gekregen.
Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet!
In het personeelsblad van ‘Elsevier’ werd op 31 december 1946 een interview van Bomans met zichzelf – dat is zo goed als zeker – afgedrukt waarin hij zijn licht laat schijnen over het aardse bestaan van schrijvers dat voor buitenstaanders doorgaans in een mystieke nevel is gehuld. In dat geval moest men bij Bomans wezen wegens zijn “kristalheldere analyses der menselijke feilen” die een “objectieve kijk op zijn collega’s waarborgen.”
Het is dus een amusant onzinstuk waarin onder anderen Eduard Elias, Piet Bakker, Jo Spier en Gustavo Hiltermann aan de orde komen. Bomans sprak ook over zichzelf en wel op een ernstige manier. Hij wierp op dat er passages in zijn werk voorkomen waar snaaksheid en ernst niet duidelijk gescheiden zijn. Dat werd hem soms verweten waarbij men ervan uitging dat humor en ernst niets met elkaar te maken hebben. Bomans stelde echter dat humor veel ernstiger is dan ernst en schreef: “Ware humor moet dan ook met verdubbelde aandacht gelezen worden. Zodra ge bemerkt dat uw auteur de draak gaat steken met zijn onderwerp, verhoog dan uw oplettendheid. Want dán is het ogenblik aangebroken, waarop ge iets wezenlijks te horen krijgt. Humor is een overdrijving van de ernst. De humoristisch gezegde waarheid wordt zózeer als waarheid herkent, dat de lezer in een lach schiet.”
Bomans fileerde Philips-teksten
In het Eindhovens Dagblad van 23 december 2011 stond een artikel van Leo Groosman die bij Philips directeur externe betrekkingen is geweest. In 1959 moest hij een brochure samenstellen voor het werven van middelbare scholieren. Het betrof functies in de automatisering bij 9 verschillende afdelingen. De bazen van de afdelingen leverden hun teksten in. Groosman begreep dat hierop geen hond naar Philips zou komen en belde ten einde raad Simon Carmiggelt. Hij reageerde geprikkeld omdat hij geen commerciële teksten schreef. Dan Bomans maar. Hij had wel zin en vroeg 1000 gulden. Tijdens de tweede ontmoeting bekeek Bomans de teksten en zei: “Het is net of er een stel lege wagons voorbij dendert.” Er was dus veel werk aan de winkel. Groosman moest de eerste zin tot twee keer toe in eigen woorden vatten. Daarna gaf Bomans exact weer wat de schrijver bedoeld had. Zo werden alle stukken geredigeerd en stevig ingekort. De tekst van de accountantsdienst werd van een heel A-viertje teruggebracht tot een wat lange alinea.
Groosman dacht dat het nu klaar was maar dat was niet zo. Het was tijd voor een stevige borrel waarna de eindredactie zou plaatsvinden wat voor Groosman een “redactie-les” zou worden, bestaande uit “een tiental aanwijzingen waarvan de eerste was: “We schrappen alle lidwoorden (het, de, een) en bespreken daarna welke we moeten terugzetten.””
Terug in Eindhoven kreeg Groosman op zijn donder. Op eigen houtje had hij teksten laten versleutelen en dat voor maar liefst 1000 gulden! De brochure ‘De boekhouder is van zijn kruk gevallen’ verscheen desondanks. Groosman schreef: “Resultaat onder middelbare scholieren? 400 procent meer reacties. Zo zie je maar hoe belangrijk zorgvuldige redactie is.”
Bomans als fenomeen
Ondergetekende heeft een overzicht van het werkzame leven van Bomans geschreven van 1945 tot zijn dood in december 1971. Het artikel eindigt met de constatering dat Bomans een erflater genoemd mag worden. Het zal volgens plan eind december op de site geplaatst worden.
Bomanskrakertje
Bij een illustratie wordt de vindplaats gevraagd.
Foto, zomaar
Jac Aarts stuurde een foto in met een aantal dikke boeken met het werk van Nobelprijswinnaars literatuur. Er lagen nog wat andere boeken bij, waaronder ‘In de kou’ van Bomans. De redactie voorzag de foto van de volgende woorden: “Het Pantheon der winnaars van de Nobelprijs voor Literatuur gegroepeerd rond de ons zeer bekende auteur die wat prijzen betreft zijn hele leven IN DE KOU stond.”
Drooggekookt…! Lezen kan zo gevaarlijk zijn. Over mijn boek “We worden diep”.
Jac Aarts gaat in op zijn vierde deel van zijn Bomansstudies dat in mei dit jaar op de markt kwam. De 25 artikelen van zijn hand zijn eerder verschenen in ‘Bomans Weekblad’ op internet, dat dieper op de inhoud inging dan voorloper de ‘Bomanskrant’.
Aarts noemt Bomans iemand die ondanks “zijn literaire voorliefde voor de 19de eeuw midden in zijn eigen tijd stond en voor een stevig oordeel niet terugschrok.” In ‘We worden diep’ komen ondermeer de sprookjes van Bomans aan de orde, een analyse van ‘Een Hollander ontdekt Vlaanderen’, zijn positie als katholiek en als bestrijder van antisemitisme. Het 233 bladzijden tellende boek is ondermeer te bestellen bij Jac Aarts zelf (http://www.jacaarts.nl) en kost 17,95 euro exclusief porto.
Bomans – Welling: een katholieke schaakpartij
George Welling gaat op amusante wijze in op zijn familiegeschiedenis waarin Bomans en anderen uit zijn omgeving – Harry Prenen, zoon Paul Prenen en Jan Mul – een rol spelen. Welling werd in 1953 geboren, een voor katholiek Nederland belangrijk jaar omdat 100 jaar eerder de bisschoppelijke hiërarchie was hersteld. De feestelijkheden werden in Utrecht gehouden onder de naam ‘Honderd jaar kromstaf’ die volgens Welling “wel gezien worden als de laatste manifestatie van het “rijke roomse leven”.”
De vader van Welling, Albert, was in die dagen journalist bij de Utrechtse Courant en betrokken bij de organisatie van de feesten waardoor hij iedereen leerde kennen “die in de katholieke kerk wat te betekenen had.” Wat later ging hij werken voor het katholieke dagblad ‘De Tijd’ en was regelmatig te horen op de radio. Tijdens een van die uitzendingen kruiste hij de degens met Bomans over het onderwerp taalvernieuwing. Albert Welling was voor, Bomans tegen. Welling was niet opgewassen tegen de welsprekendheid van Bomans wat tot een lichte aversie leidde.
In 1967 werd Albert Welling hoofdredacteur van het weekblad ‘Katholieke Illustratie’ waarvoor het gezin naar Bloemendaal verhuisde en kwam te wonen in het huis van Harry Prenen die naar Overveen was getrokken. Prenen had zijn tuin laten woekeren. Met een kettingzaag ging men het oerwoud te lijf zodat er weer licht tot de woonkamer kon doordringen. Bomans vond dat niks en schold Welling telefonisch de huid vol. Hij zou stomdronken zijn geweest.
Nadat Albert Welling was overleden, kreeg zoon George het schaaknotitieboekje van zijn vader in handen. Zijn vader had op dezelfde schaakclub als Bomans gezeten. Hij vond dat Bomans niet schaakte maar “stukken verplaatste” en had in het notitieboekje bij een schaakpartij een uitroepteken geplaatst: “Welling-Bomans 1-0.”
Door het overlijden van Bomans was Albert Welling wel zeer aangedaan en ondanks wederzijdse aversie, waardeerde hij Bomans toch enorm.
Cryptofilippine
In de Vlaamse krant ‘De Standaard’ van 3 maart jl. stonden cryptische omschrijvingen voor woorden die ingevuld moesten worden in een diagram. Een aantal genummerde letters moest vervolgens op een balk geplaatst worden. Daar ontstond dan een uitspraak van Bomans. Guido Verschaeren stuurde dit in.
Bomans voor gevorderden
Guido Verschaeren biedt de lezer net als de vorige keer 10 citaten uit het werk van Bomans aan met de vraag waar ze te vinden zijn, met elders in het blad de oplossing. Het eerste citaat luidt:
“Dit zal U wellicht vreemd in de oren klinken. Weet dan een schrijver te voren niet hoe zijn verhaal verlopen zal? Heeft hij dit zelf niet in handen? Is hij geen baas over zijn eigen schepping? Neen, dat is hij niet. Van het moment af, dat hij het geluk heeft figuren te creëren, die levend zijn, ontsnappen zij aan zijn greep. Zij worden autonoom en lopen op eigen benen. Het kan, gelijk in dit geval, voorkomen, dat een schrijver even nieuwsgierig is naar de afloop der gebeurtenissen als de lezer en dat zijn arbeid zich bepaalt tot het luisteren naar, het volgen van de innerlijke wetmatigheid, die in het verhaal besloten ligt.”
Uit ‘De avonturen van Pa pinkelman – Een nawoord’.
Een enkele persoonlijke herinnering aan Godfried
Corrie Vreeken is enige jaren dameskampioene schaak geweest. Zij bezocht in 1967 het Hoogovenschaaktoernooi wat toen nog een gezellige boel was. In een vierkamp speelde onder anderen Bomans met Theo Olof, de beroemde violist (overleden op 9 oktober 2012, 88 jaar oud, e.k.). Aan het slot werd de beroemde snertmaaltijd geserveerd, aan mensen die kriskras door elkaar liepen en gingen zitten waar ze wilden. Hoogtepunt was de opkomst van Bomans. Vreeken schrijft: “De zaal begon al te lachen voor hij een woord gezegd had. Een volleerd cabaretier. Natuurlijk was zijn speech doorspekt met grapjes, maar ik zal nooit vergeten hoe hij zei, (respectievelijk de directie van Hoogovens en de schakers bedoelend, e.k.) “Och, zij hebben het geld, wij de hersens .” De zaal lag in een deuk.”
In de zomer van 1968 liep Vreeken op een boekenmarkt. Een kraam stond vol met boeken van Bomans en hij zat er zelf naast, om te signeren. Hij nodigde haar direct uit voor een partijtje schaak. Dat hebben ze gedaan want Bomans had bord en stukken bij zich.
Vreeken besluit met: “Als ik aan Godfried Bomans terug denk, zie ik een glimlachende, bijzonder vriendelijke en vooral een enthousiaste schaakliefhebber.”
Godfried Bomans en de sleutel tot Bilderdijk
In een gedegen stuk gaat Rick Honings in op de voorliefde van Bomans voor schrijvers in de eeuw die achter hem lag, de negentiende. Zo was hij een kenner van Charles Dickens, schreef artikelen over hem en zijn werk, vertaalde ‘Pickwick Papers’ en was de oprichter van de Nederlandse tak van de ‘Dickens Fellowship’. Ook Nederlandse tijdgenoten van Dickens kregen de belangstelling en waardering van Bomans. Zo schreef hij artikelen over Nicolaas Beets van de ‘Camera Obscura’ en over François HaverSchmidt van ‘Piet Paaltjens’, waarbij Honings opmerkt dat Bomans er in slaagde “zijn literair-historische opmerkzaamheid met humor te verbinden.”
Ook Willem Bilderdijk trok Bomans’ belangstelling. De sociëteit die hij in 1950 in het sterfhuis van Bilderdijk te Haarlem vestigde, voorzag hij niet voor niets van de naam Teisterbant. Bilderdijk beweerde dat hij nazaat was van de graven van Teisterbant.
Bilderdijk komt een enkele keer in ‘Pieter Bas’ aan de orde en in slechts een artikel van Bomans waarin hij de zaak flink opblies. De titel luidde ‘De sleutel tot de figuur Bilderdijk’. Bilderdijk bleek hierin niet slechts graaf van Teisterbant te zijn geweest, zijn afstamming ging terug tot De Zwaanridder, de Hellenen en, zo citeert Rick Honings: “Met dit resultaat niet tevreden, zette hij vlak voor zijn dood een uitvoerig bewijs op schrift, volgens hetwelk men tot de joodse profeten uit het Nieuwe Testament (Bomans schreef Oude Testament, e.k.) moest teruggaan om de eerste Bilderdijk te vinden… Geen bijbelgeleerde echter is er tot dusver in geslaagd deze Bilderdijk aan te wijzen.”
Bilderdijk had als kind een kreupele voet opgelopen waarvan hij volgens Bomans nooit genezen is. Vandaar zijn bezetenheid, politieke collaboratie, een jammerlijk huwelijk en overdonderende retoriek. Volgens Bomans was deze dichter, zo citeert Honings, “een volwassen kind, dat tekort gekomen is en wiens energie gericht is op het inhalen van die achterstand. Dat was de sleutel tot Bilderdijk en diens gehele oeuvre. Het ongeluk was zo niet alleen de oorzaak van een treurige kindertijd, maar ook van een ellendig leven.”
Honings laat ook nog zien dat de mening van Bomans over de dichter Bilderdijk – “Ongetwijfeld was Bilderdijk een groot dichter. Maar hij sprak in een te kleine kamer.” – niet overal gedeeld werd. De invloedrijke letterkundige H.A. Gomperts stelde daar een “valse profeet” tegenover en Bilderdijk-expert Wim Zaal was van mening dat Bomans er niets van begrepen had. Honings besluit met een stelling uit het proefschrift van Peter van Zonneveld waarmee hij het volkomen eens is: “Het werk van Godfried Bomans getuigt van meer inzicht in de negentiende-eeuwse letterkunde dan dat van menig literatuur-historicus.”
(Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het ‘Nieuw Letterkundig Magazijn’ van december 2011.)
Nog één keer
Bomans was fan van Dickens. Piet de Jong (redactiesecretaris van het Genootschap) is fan van zowel Dickens als Bomans en ziet overeenkomst in stijl. In Engeland sprak hij onlangs zijn bewondering uit voor Dickens en hij werd meewarig aangekeken. In Nederland is het niet veel anders gesteld als je de naam Bomans laat vallen. Over hem verschijnen volgens de Jong “Een paar zuinige artikelen en dan hebben we het wel gehad.” Vandaar dat hij instituties als het Bomans Genootschap zo waardeert.
Nieuwsflitsen van februari tot augustus 2012
Ondergetekende geeft hierin de nieuwsberichten weer die eerder op deze site zijn verschenen, meestal bekort.
Edward Krabbendam
11 oktober 2012